Alle pasgeboren baby's hebben van de moeder antistoffen tegen infectieziekten meegekregen. Omdat de moeder vaak niet alle ziekten zelf heeft doorgemaakt (en dus niet voor alle ziekten antistoffen heeft ontwikkeld), bieden die antistoffen geen bescherming tegen alle infectieziekten. Sommige antistoffen gaan niet over van moeder op kind.
Baby's krijgen hun eerste prik al op de leeftijd van 2 maanden. Dit is omdat tegen de tijd dat de baby 2 tot 3 maanden oud is, de antistoffen zijn uitgewerkt. Baby's die prematuur worden geboren, missen een deel van de afweerstoffen, omdat deze voornamelijk aan het einde van de zwangerschap worden opgebouwd.
Antistoffen en afweerstoffen Vaccineren helpt het immuunsysteem van een kind. Het zorgt ervoor dat het lichaam van het kind op gecontroleerde wijze antistoffen en afweercellen aanmaakt tegen de ziekmakers. Het lichaam doet dat ook als een kind de echte ziekte krijgt, maar de risico's zijn dan veel groter. Bij een natuurlijk opgelopen besmetting is het afwachten hoe ernstig de infectie is en welke gevolgen die zal hebben. Kinkhoest bijvoorbeeld, is voor kinderen een uitputtingsslag en sommige kinderen overleven de ziekte niet.
Kant en klare afweerstoffenHet kan soms nodig zijn om kant en klare afweerstoffen toe te dienen, bijvoorbeeld als er een grote kans bestaat dat het kindje nog onvoldoende tegen een besmetting is beschermd. Baby's van moeders die drager zijn van het hepatitis-B-virus, krijgen daarom na de geboorte immunoglobulinen toegediend. Deze antistoffen zijn een aanvulling op de vaccinatie, geen vervanging. Immunoglobulinen hebben een korte werking.
Soms wordt een vaccinatie uitgesteld Er kunnen omstandigheden zijn, waardoor de vaccinatie moet worden uitgesteld. Enkele voorbeelden zijn:
- hoge koorts bij je kindje;
- heftige klachten na een vorige vaccinatie;
- immunoglobuline toediening;
- bloedtransfusie;
- ernstige ziekte van je kindje;
- bestraling bij je kindje;
- beenmergtransplantatie.
Soms is het voor kinderen met een ernstige ziekte juist heel belangrijk dat ze hun vaccinaties op tijd krijgen, bijvoorbeeld kinderen met ziekten als taaislijmziekte, hartafwijkingen of suikerziekten. Het is wel mogelijk dat deze kinderen meer complicaties krijgen van de ziekten waartegen ze worden ingeënt.
Geen redenen om een vaccinatie uit te stellen zijn: het gebruik van antibiotica, overgevoeligheid voor kippenei en vroeggeboorten. Bij twijfel moet je altijd even contact opnemen met het consultatiebureau of GGD. De beslissing of een vaccinatie wel of niet wordt gegeven, wordt altijd pas genomen nadat het kindje door de arts is onderzocht.
Ziekten waartegen wordt ingeënt:
- Bof
- Difterie
- Hib-ziekten
- Hepatitis B
- Kinkhoest
- Mazelen
- Meningokokken C
- Pneumokokken
- Polio
- Rodehond
- Tetanus
Geschreven voor Babybytes door L. Ward, werkzaam als gecertificeerd intensive care neonataal verpleegkundige.
Gerelateerde topics