Het vocabulaire van mijn lieve kleine man groeit met de dag. Hoewel het allemaal nog wel extreem veel op elkaar lijkt, kan ik er zo onderhand toch wat woordjes uit halen. Auto is hier favoriet en als een ware jongen heeft hij zich compleet op de gemotoriseerde vierwielers gestort. Naast ‘auto’ kan Kas nu ook ‘eten’ zeggen, twee worden die af en toe wel erg veel op elkaar lijken. Poes, en woef behoorde al tot de woordenschat, net als papa en mama. Maar sinds kort blijkt ook ‘opa’ in het repertoire voor te komen en daarmee ook het typische geluid dat opa maakt als hij slaapt. Zodra ik vraag “Ga jij lief slapen?” legt hij zijn hoofd neer en snurkt er als een grote beer op los. Sinds de koekjestrommel op kerstavond kan hij ook ‘koek’ zeggen, waarbij hij demonstratief wijst op de koekjestrommel die in de keuken staat.
Ik heb altijd vernomen dat veel praten tegen je baby en peuter ook leidt tot een beter begrip en vat op de taal. Ik had ooit het idealistische idee dat ik mijn zoontje tweetalige zou opvoeden, aangezien ik zelf tweetalig onderwijs heb genoten. Maar dat bleek toch erg ‘onnatuurlijk’ te zijn voor mij. Ik kreeg “coochie, coochie woowoo..who’s a good boy?” niet mijn strot uit zonder even te walgen van mijzelf. Die Engelse woorden voelde zo vreemd op mijn Nederlandse tong, vooral uitgesproken tegen dat kleine glorieuze volbloed Hollandse kereltje, dat me toch al enigszins verwonderend aankeek bij alles wat ik zei.
Ik hield het dus bij Nederlands en laat het Engels over aan de Engelse Teletubbies op de Ipad. Maar ook dat gemoedelijke Nederlands ging mij als nieuwbakken moeder een beetje moeizaam af. Hoe vaak kan je nou eenmaal achter elkaar tegen een baby zeggen dat je van hem houdt en dat hij heel lief is? Na een tijdje leek ik een beetje op een oude grammofoon plaat die was blijven hangen. En om het nu met je onschuldige kindje over de laatste ontwikkelingen in Syrië te hebben, leek me ook een tikkeltje ver gaan. Ik besloot toen dat het waarschijnlijk het beste was om dan maar al mijn handelingen uit te leggen, waarbij ik het altijd over mezelf had in de derde persoon. Dus: “Mama gaat nu jouw luier verschonen! Doet mama eerst jouw schoentjes uit en nu trekt mama jouw broekje uit..”
Het is een handeling die er zo onderhand als gewoonte is ingeslopen. ‘Mama gaat..’ een heleboel op een dag en alles wat ik doe, leg ik ook uit. Maar ik betrap mezelf erop dat ik het ondertussen ook doe als zoonlief niet eens in de buurt is om het te horen. Zo zeg ik weleens hardop “Zoo..nu gaat mama eerst eens even stofzuigen en dweilen!” tegen niemand in het bijzonder. Ik hoor de hond weleens zuchten als ik weer een gesprek over mijzelf met mijzelf voer. En het mooie vind ik nog wel dat ik merk dat het er nog heel lang in blijft zitten. Zo betrap ik mijn ouders er nog weleens op het te doen, als ik, als volwassen vrouw met een redelijk goed begrip van de Nederlandse taal en grammatica, op visite ben.
Maar als ik dan mijn zoontje hoor brabbelen (en dat doet hij veel, die lult me straks de oren van mijn kop) en die eerste woordjes zich aandoen, denk ik dat het toch zijn vruchten afwerpt. ‘Mama gaat’ waarschijnlijk nog een hele veel in haar leven.
reacties (0)